dinsdag 17 juni 2008

Leeuwarden


Als Giethoorn “het Venetië van het noorden” genoemd wordt, is Leeuwarden “het Pisa van het noorden”: de Friese hoofdstad heeft een toren die een paar meter uit het lood staat.

Voor het mooiste uitzicht over de stad Leeuwarden hoef je de 183 treden van de Oldehove niet op. De veertig meter hoge “scheefste toren van Nederland” valt in het niet bij de glazen kantoorkolos van verzekeraar Achmea, verderop, bijna drie keer hoger.
Zo hoog had Oldehove eigenlijk moeten worden, want bouwmeester Jacob van Aaken wilde in de zestiende eeuw een toren bouwen die op z’n minst boven de Martinitoren van eeuwige concurrent Groningen uitstak; en misschien ook nog wel hoger was dan de Utrechtse Dom. Maar dat lukte niet. De toren verzakte al tijdens de bouw en de bouwmeester zou, zo wil het verhaal, van schaamte en chagrijn zijn gestorven. Zijn hedendaagse vakgenoot Abe Bonnema bereikte zijn doel wel, want de toren van Achmea is met 115 meter mooi 2,5 meter hoger dan de Dom. Gerechtigheid voor Ljouwert.
Oldehove hangt inmiddels 1,81 meter uit het lood en dat is vier centimeter minder dan een paar jaar geleden. Een grote bouwput aan de voet van de toren deed hem ietsje terugkantelen. Natuurlijk, het is niets vergeleken met La Torre Pendente in Pisa, die 5,2 meter overhelt, maar het gaat om het idee. En deze scheve en kromme toren beklimmen, hoort bij een bezoek aan de Friese hoofdstad.
“Terpen in de luwte” zou de betekenis van de stadsnaam zijn, een stad gebouwd op drie terpen aan de Middelzee. De bouwput bij Oldehove –een van die terpen- leverde nog wat op: vondsten van bewoning die teruggaan tot de Romeinse tijd. Een bronzen Pieter Jelles Troelstra, socialistisch en revolutionair voorman en dichter uit het vorige eeuw, slaat al deze oudheid stilzwijgend gade.
Leeuwarden heeft een paar leuke wandelroutes, die de geheimen van de compacte historische binnenstad, omsloten door een grachtengordel, blootleggen. De stad telt 550 rijksmonumenten en is volgens de VVV “de meest onderschatte binnenstad van ons land”.
We slenteren door straatjes en steegjes en over pleintjes, levendig en sfeervol. Terrasjes zat, en vele malen intiemer dan die kale vlakte net buiten de gracht die Zaailand heet. Maar die gaat op de schop.
Lopend vanaf Oldehove door de Kleine Kerkstraat naar de kade passeren we nog een bronzen socialist: Anne Vondeling. Er is veel contrastrijk rood in deze ooit chique stad van de Nassaus: zonder deze Friese adellijke tak zou ons koningshuis reeds lang zijn uitgestorven. Gemengde gevoelens dus voor wie republikein is; ware Oranjefans komen, met al die naweeën van dat vorstelijk verleden, tijd te kort. Niet voor niets is Leeuwarden opgenomen in de Nederlands-Duitse Oranjeroute.

We willen de stad ook vanaf het water zien en maken een tocht in een open praam vanaf de Nieuwestad, ooit de grens met de Middelzee. We varen langs statige herenhuizen, monumentale winkelpanden en trapgeveltjes, waar marskramers uit het Duitse Westfalen ooit hun eerste nering begonnen: de gebroeders Claus en August (C&A) Brenninkmeijer, later gevolgd door die andere linnenhandelaren: Dreesman, Peek & Cloppenburg, Kreymborg, Hunkemoller.
We tuffen langs kades met drukbevolkte terrasjes, langs de woonwinkel van Slauerhoff, vangen bij de Kelders een glimp op van Mata Hari, zien de apotheek in Jugendstil en ronden bij de Hoeksterpoortbrug een van de dwingers: oude verdedigingswerken. De stad heeft geen stadswal, die de binnenstad de vorm van een diamant gaven.
Met een andere boot varen we ook nog even langs het ouderlijk huis van Geert Mak en over de Bonkevaart, waar de Elfstedentocht altijd eindigt. Uit de volksverhalen blijkt dat de schaatstour geen sportieve, maar een zakelijke achtergrond had: de kroegbazen wilden meer omzet.
Leeuwarden – ze spreken hier geen Fries, maar plat Liwwarders – heeft bijzondere relaties met kunst en literatuur. Schrijvers, dichters en andere bekende Nederlanders hebben er hun sporen achtergelaten, natuurlijk ook grafisch virtuoos Escher en detectiveschrijver Havank. De stad wijst daar wel op, maar dat mag best wat uitbundiger. Zoals bij het Fries Museum en het Princessehof, die wel met gepaste trots hun oude en nieuwe collecties uitdragen. De verzameling van het Fries Museum, met een indrukwekkende collectie Fries zilver, geeft een impressie van de rijke historie van deze streek.
En het Princessehof, dat zich afficheert als het Nederlands centrum voor keramiek, prijst zich gelukkig met een imposante verzameling groen keramiek uit China: Celadon, en met de grootste collectie tegels ter wereld.

VVV Leeuwarden, tel. 0900-2024060
http://www.vvvleeuwarden.nl/
Varen: http://www.praamvaren.nl/
http://www.rondvaartleeuwarden.nl/

woensdag 11 juni 2008

Beleg in tarwe

"Beleg in palmolie" Heeft u al overwogen te beleggen in tarwe? Landbouwgewassen werden de voorbije maanden een aantrekkelijk alternatief voor aandelen. Maar heeft het nog zin om in die producten te beleggen? Grondstoffenspecialist Boris Cukon waarschuwt de belegger voor enkele risico's en tipt zelf op palmolie als investering. Boris Cukon ontkent niet dat landbouwproducten zoals tarwe en maïs ondanks de indrukwekkende koersrally van de laatste maanden op termijn nog steeds stevige fundamenten bezitten. Of zoals Boerenbond-voorzitter Noël Devisch onlangs zei: "De Chinezen moeten boterhammen leren eten, want ze kunnen onvoldoende rijst produceren om aan de stijgende voedselvraag te voldoen". Met andere woorden, de vraag vanuit Azië naar tarwe zal de komende jaren blijven groeien. Die prijsklim is mede een gevolg van het slechte weer in belangrijke graan producerende landen als Frankrijk, Australië en Oekraïne, waardoor de tarweoogst minder opleverde dan verwacht. Ook maïs is er de voorbije maanden flink op vooruitgegaan in prijs. Het landbouwgewas wordt steeds meer gebruikt als grondstof voor biobrandstof en wordt niet langer als zuiver voedingsproduct beschouwd. Dat geldt met name in de Verenigde Staten, dé maïsproducent bij uitstek. Toch raadt Boris Cukon, een onafhankelijke beleggingspecialist, een investering in tarwe en maïs af voor particulieren. "Op de tarwemarkt zijn slechts twee soorten spelers actief: de grote professionele spelers, zoals het Amerikaanse Cargill, en de speculanten, de groep waartoe ook de particulieren behoren. In 90 procent van de gevallen scheuren de particulieren hun broek aan zo'n belegging. Want al te vaak vergeten zij dat bij de aankoop van tarwe (in effecten) ook betaald moet worden voor de opslag van dat graan. En die kosten kunnen oplopen tot twaalf procent". De conclusie zou kunnen luiden dat particuliere beleggers best landbouwgewassen vermijden als belegging. Niet noodzakelijk, vindt Cukon, maar zijn voorkeur gaat uit naar een afgeleid product: palmolie. "Palmolie biedt als voordeel dat het in Azië veel wordt gebruikt in het dagelijkse leven. Daar ligt de groei. Daarnaast dient palmolie ook als biobrandstof". De prijs van de palmolie scheert dit jaar hoge toppen. Voor een ton palmolie wordt ongeveer 550 euro betaald, met pieken tot 770 euro per ton. Dit terwijl de gemiddelde prijs de voorbije twintig jaar rond de 450 dollar schommelde. Verwacht wordt dat de palmolieprijs nog zeker dit jaar, maar ook in 2008 op een hoog peil zal blijven noteren. Vraag is, hoe kan je als particulier beleggen in palmolie? De eenvoudigste manier is een aandeel van een bedrijf te kopen dat palmplantages bezit, zoals het Antwerpse Sipef, dat noteert op Euronext Brussel. "Men betaalt tegen de huidige koers zowat tien tot elf keer de verwachte winst. Dat maakt dat Sipef toch aantrekkelijk gewaardeerd blijft", zegt Cukon. Maar ook op de Londense beurs ziet hij een koopwaardig palmolie-aandeel: M.P. Evans. "Het voordeel van dat bedrijf is dat zeventig procent van de omzet uit palmolie komt en dertig procent uit de veeteelt. Zo bezit M.P. Evans ruim een half procent van het landbouwareaal in Australië".(KS)Bron: Het Laatste Nieuws

Beleggers stappen massaal in goud en tarwe
VRIJDAG 7 MAART 2008, 12:11 665 keer gelezen
AMSTERDAM (AFN) - Beleggen in grondstoffen als goud en tarwe is helemaal in. De onzekere tijden op de aandelenmarkten, de ongekend hoge prijs van olie en de steeds verder verzwakkende dollar doen investeerders massaal overstappen op de relatief stabiele grondstoffen. Ook de 'gewone' belegger. ,,De wereldwijde investeringen in grondstoffen zijn van een paar miljard dollar tien jaar geleden toegenomen tot zo'n 150 miljard nu'', zegt specialist Hector McNeil van het Britse handelshuis ETF Securities. ,,En ik denk dat dit bedrag eind dit jaar richting de 200 miljard dollar gaat.'' Als aandelen slecht presteren op de beurs, zoals ook de laatste maanden het geval is, spreiden beleggers hun risico's en stappen onder meer in grondstoffen. Beleggers zien van oudsher edelmetalen als goud en zilver als veilige haven bij onrust op de financiële markten en politiek onstabiele situaties. Andere grondstoffen. Maar de laatste jaren zijn ook andere grondstoffen in beeld gekomen. ,,Tarwe, koffie, soyabonen en suiker, maar ook zink en koper'', zegt zelfstandig financieel adviseur Marcel Tak. ,,Waar de prijs omhoog gaat, ruiken beleggers hun kans. En er was afgelopen jaar wel wat te verdienen. Veel grondstoffen zijn bijna verdubbeld in waarde.'' Grondstoffen zijn ook niet meer alleen het speelterrein van privébanken die daarin voor hun cliënten beleggen, fondsenmanagers, en hedgefondsen. ,,Steeds vaker zijn het privépersonen. Het gaat dan meestal om actieve beleggers die weten wat ze doen, want het is een volatiele markt'', zegt McNeil. Kazachstan Zo ging de prijs van tarwe vorige week nog met 25 procent omhoog doordat Kazachstan, een van de grootste producenten, liet weten de productie te verlagen. Ook de prijzen van maïs en rijst stegen de laatste dagen tot recordhoogten door beperkte voorraden en slechte weersomstandigheden. Daarnaast speelt concurrentie van de biobrandstoffenindustrie mee. Het is sinds een jaar of twee dat grondstoffen, die vaak in een zogenoemd 'mandje' worden aangeboden, zijn ontdekt door de particuliere belegger. Volgens McNeil komt dit mede doordat de markt tegenwoordig transparanter is geworden. Vanuit huis beleggen in grondstoffen gaat op dezelfde manier als beleggen in aandelen. De particulier kan gewoon vanuit huis de bank bellen om stukken te kopen. Ook goud is de laatste tijd weer erg in trek. De goudprijs ging afgelopen week richting een nieuwe recordstand van 1000 dollar per ounce, terwijl die een jaar eerder nog rond de 650 dollar per ounce bungelde. Dat heeft onder meer te maken met de zwakke dollar en een oplopende inflatie. ,,En al het goud dat er wereldwijd ooit is geweest, past in een tennisveld'', aldus McNeil. ,,Aan meer goud kunnen we niet komen. Het uit de grond halen van wat er nog is, is duur. De prijsstijging zal dan ook nog wel even doorgaan.'' Platinum en zilver werden het afgelopen jaar eveneens fors duurder.

zaterdag 7 juni 2008

Scheepswraken met waarde

Anna Catharina: nog een kist zilver
In 1735 zendt de Zeeuwse afdeling van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) zeven schepen uit voor een reis naar de Oost. Het doel is producten zoals thee, koffie, specerijen, zijde en katoen te kopen die op de Europese markt tegen forse winsten weer verkocht kunnen worden. De Anna Catharina komt tijdens een zware storm voor de kust van Vlissingen in moeilijkheden en vergaat, met aan boord ruim 65.000 gulden aan zilveren en gouden munten. Het schip is een jaar of twintig geleden gevonden. Verschillende kisten met munten zijn geborgen, maar men gaat er vanuit dat er nog een kist zilver ergens verstopt onder het zand moet liggen.
Jaar van ondergang: 1735.
Locatie: nabij Vlissingen, bij het Deurloo op de Hompel gelopen.
Type: spiegelretourschip.
Lading: gouden dukaten en zilveren munten.
Geschatte waarde: destijds meer dan 65.000 gulden, thans miljoenen euro’s.

Lutine: soldij Engelse troepen
Twee kanonnen en een goudstaaf werden reeds geborgen, maar er wordt onder leiding van de Harlingse tandarts/duiker Ane Duijf nog steeds naar de scheepsresten gedoken. De Lutine was in 1799 onderweg naar Hamburg. De kostbare lading was bedoeld om de Engelse troepen, die destijds Nederland binnenvielen, te voorzien van soldij.
Jaar van ondergang: 1799
Locatie: bij het Yzergat tussen Vlieland en Terschelling.
Type: Brits fregat.
Lading: grote hoeveelheid goud en zilver.
Geschatte waarde: destijds 1 miljoen Engelse pond, thans vele miljoenen euro’s
Renate Leonhardt: 17.000 kilo goud
De Renate Leonhardt is een Duits schip dat in 1917 tijdens de Eerste Wereldoorlog getorpedeerd werd door een Engelse onderzeeër. Het is nooit met zekerheid vastgesteld dat het schip daadwerkelijk een lading goud aan boord had. Volgens sommige schatduikers is het schip allang gevonden en is er niet meer van over dan wat bodemplaten en restanten van de stoommachine. En er zou nooit iets van waarde gevonden zijn. Maar ja, voor 17.000 kilo goud willen schatzoekers wel dubbel checken.
Jaar van ondergang: 1917.
Locatie: ter hoogte van Den Helder.
Type: stoomschip.
Lading: 754 kisten (17.000 kilo) gevuld met goud.
Geschatte waarde: destijds 72 miljoen gulden, huidige waarde zo’n 260 miljoen euro.
Negotie: VOC-schat bij Texel
In 1790 werden kort voor het vertrek van dit VOC-schip naar Sri Lanka 23 vaten met in totaal 1610 koperen duiten, veertien kisten met in totaal 280 zakken zilveren dukatons en een kist met negen baren goud aan boord gebracht. Het geld en het goud vertegenwoordigen destijds bij elkaar een waarde van 245.919 gulden. In de loop der jaren is het goud teruggevonden. Ook is een deel van het geld opgedoken of spontaan aangespoeld op het strand van Texel. Toch is reden genoeg om er nog eens een duikje aan te wagen. Ruim 100.000 gulden aan koperen en zilveren munten is tot op heden nooit gevonden.
Jaar van ondergang: 1790.
Locatie: Noordzee ter hoogte van paal 16 bij Texel.
Type: fregat.
Lading: koperen/zilveren munten en goud.
Geschatte waarde: miljoenen euro’s.

Tubantia: gevecht onder water!
Velen hebben gehoord van de schatten van dit schip maar niemand weet exact wat zich aan boord bevond. De Tubantia is het grootste Nederlandse passagiersschip dat ooit op zee verging. Het schip was onderweg van Amsterdam naar Argentinië, maar het was oorlog en dus waren slechts 87 van de 1500 passagiersplekken bezet. Het passagiersschip werd getorpedeerd door een Duitse onderzeeër. Over het waarom ervan bestaan verschillende theorieën. Sommigen zeggen dat het per ongeluk gebeurde, anderen beweren dat de Duitse legerleiding wilde voorkomen dat de Duitse keizer zijn bezittingen probeerde weg te sluizen naar Argentinië. Er zijn meerdere bergingspogingen gedaan. Eenmaal leidde dit zelfs tot James Bond-achtige taferelen, toen bergers elkaar met explosieven uit het water probeerden te blazen. Het goud en de juwelen zouden verstopt zijn in kazen. Wat men zocht, ligt nog steeds verborgen onder het zand van de zeebodem.
Jaar van ondergang: 1916.
Locatie: 50 kilometer ten westen van Walcheren, 52/49/79 Noorderbreedte, 02/49/04 Oosterlengte.
Type: 180 meter lang passagiersschip.
Lading: goud en juwelen van de Duitse keizer Wilhelm de Tweede.
Geschatte waarde: miljoenen euro’s.

Buuren: handelsgoed VOC
Een VOC-schip dat op haar eerste reis, met bestemming China, verging voor de kust van Texel. Het schip had met zekerheid een waardevolle lading aan boord. Hoeveel is niet bekend, maar meestal namen uitvarende VOC-schepen munten en/of goud mee op reis, als handelsgeld en om medewerkers overzee te betalen. Engelse duikers hebben wel ooit een kanon weten te bergen.
Jaar van ondergang: 1729.
Locatie: Noorderhaaks bij Texel, voor het Marsdiep.
Lading: vermoedelijk munten en/of goud.
Geschatte waarde: onbekend

General Barker: 1 miljard euro
Dit is het wrak met naar verluidt de "rijkste" lading in Nederlandse wateren. Het Engelse marineschip verging in 1781 en ligt slechts honderden meters uit de kust. De exacte locatie is bij een select gezelschap bekend, maar er mag ter plekke niet geborgen worden omdat er grote hoeveelheden zand verplaatst moeten worden. En daarvoor verleent Rijkswaterstaat geen toestemming in verband met het ondergraven van de duinen.
Jaar van ondergang: 1781.
Locatie: tussen Noordwijk en Zandvoort.
Type: Engels marineschip.
Lading: juwelen en goudstaven.
Geschatte waarde: 1 miljard euro.

Leerdam: zilveren plakkaat
Het schip zonk ergens in de Noordzee na een aanvaring met een ander vaartuig. De Leerdam had een waardevolle zilveren plakkaat aan boord, geschonken door het stadsbestuur van de stad Leerdam, maar het wrak is tot op heden niet gevonden.
Jaar van ondergang: 1889.
Locatie: onbekend.
Type: stoomschip.
Lading: een grote massief zilveren plakkaat.
Geschatte waarde: onbekend.
Ameland: edelstenen
Op 18 februari 1940 vertrok de Ameland met stukgoed vanuit Rotterdam naar Indië. Vlak na vertrek, voorbij de Maasbankboei, kwam het schip een Duitse onderzeeër tegen, de U10, en die had aan een torpedo genoeg om het stoomschip een zeemansgraf te geven. Volgens schatduikers had de Ameland een lading edelstenen aan boord.
Jaar van ondergang: 1940.
Locatie: 51/53/50 Noorderbreedte, 03/15/28 Oosterlengte, nabij de Schouwenbank.
Type: stoomschip.
Lading: edelstenen.
Geschatte waarde: onbekend.

Amstel: diamanten
Dit stoomschip is tijdens de Eerste Wereldoorlog 45 mijl uit de Nederlandse kust op een mijn gelopen. De Amstel was op weg van Rotterdam naar Engeland en had een lading stukgoed aan boord. De interessante vracht betrof een paar aangetekende zendingen ruwe diamant van Amsterdamse diamantairs dat vandaag de dag toch al gauw een half miljoen euro zou opbrengen. Jaar van ondergang: 1915.
Locatie: tussen Rotterdam en Engeland, nabij lichtschip Noordhinder.
Type: stoomschip.
Lading: diamanten.
Geschatte waarde: 500.000 euro.

Grootste duikschat ter wereld
De meest tot de verbeelding sprekende schat ter wereld is die van het Spaanse galjoen Nuestra Senora de Atocha, een schip dat in 1622 verging tijdens een orkaan bij Key West in Florida. Schatduiker Mel Fischer was vastberaden en zocht maar liefst 16 jaar lang naar de schat, tot hij die in1985 daadwerkelijk vond. Op ongeveer 55 meter diepte voor de kust van Florida haalde hij 40 ton zilver en goud naar boven. Huidige waarde: 400 miljoen euro.
Handel in duiklocaties
Informatie over scheepswrakken en hun waardevolle ladingen wordt door amateur-archeologen en schatduikers uit allerlei historische archieven gedestilleerd. Soms zelfs via kerkverslagen, waarin bijvoorbeeld vermeld wordt dat bepaalde leden uit een gemeenschap niet in de kerkdienst aanwezig waren omdat zij een gezonken schip te hulp schoten. Onderling wisselen duikers ook informatie uit. Zo heeft de Nederlandse duiker Paul de Keyzer verschillende bronnen digitaal geïndexeerd, waardoor duikers vanuit de hele wereld bij hem aankloppen om informatie. "Vanavond heb ik een Kroaat aan gegevens geholpen van twee wrakken die voor zijn duikschool liggen." zegt De Keyzer. "Inclusief ladinggegevens. De man heeft daar een goudmijn liggen, een scheepswrak met een enorme lading bauxiet aan boord. Ligt betrekkelijk ondiep en kan misschien wel met de juiste apparatuur geborgen worden".

woensdag 4 juni 2008

De Ghan

De spoorweg van Adelaide naar Darwin na meer dan 120 jaar voltooid.

Op 3 februari 2004 liep een trein van ruim een kilometer lengte langzaam het station binnen van Darwin, in het dunbevolkte Northern Territory van Australië. Duizenden mensen waren toegestroomd om de feestelijke aankomst van de trein mee te maken. De Ghan, zoals de trein wordt genoemd, had net zijn eerste rit afgelegd: een tweedaagse reis van bijna drieduizend kilometer, dwars over het continent van zuid naar noord.
Omdat zich langs het traject meer dan tweeduizend toeschouwers hadden opgesteld, met hun camera’s in de aanslag, moest de trein vaart minderen toen hij Darwin naderde. Daardoor arriveerde de trein zo’n halfuur te laat. Maar niemand klaagde. Australië had hier al meer dan een eeuw op gewacht. Het had 126 jaar geduurd voordat de spoorweg door een van de droogste, heetste en meest afgelegen gebieden ter wereld was voltooid.

De noodzaak van een spoorweg
Rond 1870 had de kleine kolonie Adelaide, aan het oostelijke puntje van de Grote Australische Bocht, de ambitie om de economische ontwikkeling van de streek te stimuleren en betere handelsroute naar het verre noorden op te zetten. De Verenigde Staten hadden in 1869 hun transcontinentale spoorlijn voltooid. De inwoners van Adelaide hadden net zulke grootse plannen om een spoorweg aan te leggen die hun kolonie met Port Darwin (nu Darwin) zou verbinden. Deze spoorweg zou niet alleen de outback ontsluiten, maar ook de reistijd naar Azië en Europa drastisch bekorten.
Het idee leek eenvoudig, maar het spoor zou door een woest gebied moeten lopen met rotsachtige heuvels en bergketens, dicht struikgewas en zand- en steenwoestijnen – waarvan sommige delen na regen in moerassen of wilde stromen veranderden. In 1862 was het de ontdekkingsreiziger John Stuart na twee vergeefse pogingen eindelijk gelukt dit onherbergzame gebied te doorkruisen. Maar tijdens die tocht waren hij en zijn reisgenoten bijna bezweken aan de honger en de dorst.

Zinderende hitte, zandstormen en overstromingen
De burgers van Adelaide lieten zich niet door tegenslagen afschrikken. In 1878 begonnen zij bij Port Augusta met de spoorwegaanleg. De negenhonderd arbeiders, die enkel handgereedschap, paarden en dromedarissen hadden, breiden het traject verder uit naar het noorden, langs paden van de Aborigines en door het Flindersgebergte. Op deze route kon het water uit de enige waterpoelen in de streek worden gebruikt om de stoomtreinen te laten functioneren.
De aanleg van de eerste honderd kilometer spoor duurde tweeënhalf uur. In de zomer kon de temperatuur oplopen tot wel vijftig graden. In deze droge hitte barstten vingernagels, was de inkt op de punt van een pen al opgedroogd voordat die op papier kon worden gezet, en trokken de rails krom. Ontsporingen waren aan de orde van de dag. Na een zandstorm moesten arbeiders verscheidene kilometers rails ontdoen van zandbergen van soms wel twee meter hoog.
Vaak moesten ze machteloos toezien hoe een volgende zandstorm hun werk weer ongedaan maakte.
En dan kwam de regen. Binnen enkele minuten werden uitgedroogde rivierbeddingen veranderd in woeste stromen waardoor rails werden verbogen, het werk van maanden werd weggevaagd en treinen met passagiers en al vastliepen. Er was een machinist die wilde geiten schoot om zijn passagiers wat te eten te geven. Jaren later werd er bij een gestrande trein voedsel gedropt uit een vliegtuig.
Na de regen kwamen de woestijnplanten tot leven en die trokken weer zwermen sprinkhanen aan. Tijdens een zo’n plaag werden de rails zo glibberig door de geplette insecten dat er een extra locomotief nodig was om de trein aan te duwen. Rattenplagen waren een ander probleem. De knaagdieren vraten zo’n beetje alles wat los en vast zat –voedselvoorraden van het kamp, tentdoek, karkassen van dieren en zelfs laarzen. Langs de spoorlijn ligt een afgelegen begraafplaats: een herinnering aan een tyfusuitbraak en aan de onhygiënische kampomstandigheden in de beginfase van het project.

Meekma Beerenburg

Meekma maakt doorstart, maar voorlopig nog geen winst ‘Anders dan Breezer is beerenburg een blijvertje’Nederlanders consumeren jaarlijks zo’n 5,5 miljoen liter beerenburg, waarvan maar liefst 2 miljoen liter door Friese kelen glijdt. Beerenburg kent in Fryslân dan ook een lange traditie en wist, ondanks de opkomst van allerlei trendy drankjes, steeds een stabiel marktaandeel te behouden. Wel is de ambachtelijke productie in de loop der jaren steeds meer onder druk komen te staan. Veel kleine distilleerderijen zijn verdwenen, een lot dat vorig jaar ook het bekende merk Meekma Beerenburg leek te treffen. Eigenaar Bols uit Zoetermeer, onderdeel van het Franse concern Remy Cointreau, wilde van het kleine Friese drankenmerk af omdat het niet binnen de bedrijfsstrategie zou passen. De verkoop van het merk wilde maar niet vlotten, totdat ondernemer Eef van der List uit Zuid-Holland zich op de valreep meldde. Hij kocht de handelsnaam en receptuur en verplaatste de distilleerderij, die sinds 1998 was gevestigd aan de Bagijnestraat in Leeuwarden, naar de Kleine Kerkstraat. Gistermiddag was de opening van het nieuwe bedrijf.De geschiedenis van Meekma begon in 1916 toen Jan C. Meekma, telg uit een boerengeslacht uit de omgeving van Ferwerd, de Drachtster sigaren- en wijnhandel Houwen opkocht. Houwen was behalve slijter ook wethouder van Drachten, maar kon deze twee beroepen niet combineren. Al snel na de overname begon Meekma zich toe te leggen op de verkoop van limonade, likeuren en het maken van beerenburg. Natuurliefhebber Meekma was erg geïnteresseerd in kruiden en de karakteristieke smaak van Meekma’s beerenburg is dan ook het resultaat van eindeloze experimenten met de kruidenmelange. De ongezoete beerenburg van Meekma werd vooral door die specifieke, kruidige smaak een succes. In de jaren zeventig werd de productie van de beerenburg verplaatst van Drachten naar Leeuwarden. In 1998 kreeg Meekma het Friese keurmerk ‘Boppe’ en werd aan de Bagijnestraat in Leeuwarden een kleine distilleerderij annex winkel geopend, voornamelijk gericht op toeristen.Ondernemer Eef van der List (55) wilde het bedrijf na de overname echter voortzetten op een nieuwe locatie. “De Bagijnestraat was te rustig, ik wilde meer ‘traffic’ en wat dat betreft is deze plek bij het drukke Oldehoofsterkerkhof ideaal”, aldus Van der List, die uit een echte ‘drankfamilie’ stamt. “Mijn overgrootvader werd rond 1850 meesterstoker bij jeneverfabrikant Vlek, mijn grootvader had een eigen distilleerderij en mijn vader een slijterij. Zelf heb ik een slijterijketen opgezet met in totaal zo’n dertig filialen. Die heb ik in 1986 verkocht aan Gall & Gall. Daarna werd ik commercieel directeur bij Hooghoudt in Groningen en vervolgens werd ik adviseur bij jeneverdistilleerder Ketel 1.”Dochter Vivienne van der List is feitelijk de bedrijfsleidster van Meekma. Zij volgde eind jaren negentig de Hoge Hotelschool in Leeuwarden en ging daarna aan de slag bij drankenfabrikant Riedel in Ede, onderdeel van Friesland Coberco Dairy Foods. “Daar hield ik mij vooral bezig met het marketingbeleid rond vruchtensappen”, vertelt de 26-jarige bedrijfsleidster. “De uitdaging om de distilleerderij van Meekma voort te zetten was voor mij echter een prachtige kans. Beerenburg is een mooi authentiek product en dat beeld willen wij ook uitdragen. Daarom is de winkel veel meer dan een kassa. Bezoekers kunnen bijvoorbeeld ter plekke zien hoe de drank wordt geproduceerd. Boven de winkel is een heuse gelagkamer gemaakt waar films over Meekma worden vertoont en waar groepen specifieke tekst en uitleg kunnen krijgen.” Vader en dochter denken vooralsnog 30.000 flessen beerenburg per jaar te kunnen produceren. “En dat gebeurt nog volgens het authentieke, geheime en handgeschreven recept van Meekma”, zegt Eef van der List. “De smaak van Meekma is namelijk zo typisch, daar moet je niet meer aan sleutelen.” Het snijden van de kruiden en het trekken van de beerenburg op basis van graanalcohol gebeurt in het monumentale pand aan de Kleine Kerkstraat, het afvullen van de flessen wordt echter wegens ruimte gebrek en kostenbesparing uitbesteed.En dat laatste is wel nodig, want Van der List verwacht de komende drie jaar geen winst te zullen maken. “Gezien de investeringen en de te verwachten omzet is dat een realistisch toekomstbeeld”, stelt Eef. “De komende jaren zullen we dus eerst met familiekapitaal moeten overbruggen. Wel is het zo dat Meekma inmiddels in ongeveer 80 horecabedrijven en tal van Friese slijterijen wordt verkocht.” Over enkele dagen opent ook distilleerder Boomsma in Leeuwarden een eigen beerenburgwinkel, en wel op de voormalige locatie van Meekma aan de Bagijnestraat. Bang voor een concurrentiestrijd is Van der List echter niet. “Van de mensen die beerenburg drinken is zestig procent merkvast, de rest gaat vooral af op de prijs. Onze opdracht is dus om een stevig marktaandeel te veroveren onder de ‘merkdrinkers’. Om dat te bereiken zullen we vooral inzetten op meer naamsbekendheid en de specifieke smaakeigenschappen van Meekma.” Beerenburg heeft al jaren een stabiele groep afnemers, maar die afzet lijkt onder druk te staan door de opkomst van trendy mixdrankjes, zoals de onder jongeren zo populaire Breezers. “Ach, Breezer is alweer op z’n retour’, relativeert Van der List. “Ik heb dat ook gezien met bijvoorbeeld Pinsang Ambon en Baileys: ze komen en ze gaan, maar beerenburg is een blijvertje.”

dinsdag 3 juni 2008

Staalslakken (Hoogovenslakken)

Staalslakken in wegfunderingen blijken na vijf tot tien jaar schade aan de erbovenliggende asfaltlaag te kunnen veroorzaken. Reparatie gaat wegbeheerders veel geld kosten.
Dat blijkt uit een reparatievoorstel van Gedeputeerde Staten van Groningen. Hoogovenslakken zijn in de periode van 1972 tot 1995 op grote schaal toegepast bij de aanleg van (provinciale) wegen. Een wegfundering met staalslakken bleek dermate goede constructieve eigenschappen te hebben dat gedacht werd met een dunner asfaltpakket te kunnen volstaan. Dat is een misrekening. Geruime tijd na aanleg blijkt aan het wegoppervlak schade te kunnen optreden.
De schade kan ontstaan door spatten. Hoogovenslakken hebben bindende eigenschappen waardoor ze tot een plaat kunnen samenkitten. Onder bepaalde condities kan die plaat horizontaal uitzetten. In langsrichting zal die uitzetting leiden tot opbarsten van de fundering waardoor het asfalt omhoog wordt gedrukt. De richels in dwarsrichting van de weg zorgen voor afname van verkeersveiligheid en rijcomfort.
Schade aan het asfalt door de hoogovenslakken kan ook ontstaan door zogenoemde bloemkoolvorming. De slakken in de wegfundering bevatten kalk. In sommige partijen is dat niet volledig geblust, waardoor zich vrije kalk in de slakken bevindt. Komt die in contact met water dan ontstaat er een volumevergroting. Plaatselijk kan dat leiden tot bezwijken van de asfaltverharding.
Bij de spatten en bloemkolen is de fundering vergruisd. Er is dan geen sprake meer van de homogene constructie die bij aanleg is voorzien. De asfaltconstructie is op de wegvakken met schade dus te licht. Het voorstel van Provinciale Staten rept van een aantal herstelmaatregelen. In hoofdlijnen bestaan die uit het vervangen of renoveren van de gehele constructie of de fundering in stand laten en het wegvak overlagen.
Vervanging of renovatie is zeer grijpend en kostbaar. Op grond van ervaring van de afdeling Wegbeheer van de provincie met proefvakken is vastgesteld dat het aanbrengen van een zware overlaging een oplossing biedt voor een periode van tien jaar of langer. De levensduur zal langer zijn naarmate de slakken meer “uitgewerkt” raken.
Het voorstel behelst dan ook het aanbrengen van een zware overlaging op een wegvak van de N366. Daarvoor moet Provinciale Staten van Groningen een bedrag ter beschikking stellen van 1,3 miljoen euro. Provinciale Staten zullen hierover binnenkort een besluit nemen.
De toestand van twee wegvakken ter lengte van 20 kilometer van het provinciale wegennet met staalslakken is zodanig dat in de (nabije) toekomst rekening moet worden gehouden met zware maatregelen.

Staal:
Staal is Fe. Roestvrijstaal is Fe met chroom. Gietijzer is staal met grafiet. Gietijzer kan spontaan breken.

Korrelzand

Na de introductie eind vorig jaar lijkt het relatief nieuwe product Korrelzand als lichtgewicht ophoogmateriaal in de GWW goed aan te slaan. De voordelen van dit restproduct uit kolengestookte centrales zijn de hoge haakweerstand, de waterdoorlatendheid en de prijs die 50 procent lager ligt dan van concurerende materialen. Dit zegt Rob Keurntjes, directeur van de West-Europese Bouwstoffen uit Breda. Evenals ketelzand ontstaat korrelzand als restproduct in kolengestookte centrales. Maar korrelzand is veel lichter in gewicht en is daardoor een ideaal alternatief voor de importbims zoals Yali en Lipari en de laagste gewichtsklasse van Flugzand, aldus Keurntjes. Het Belgische product is vulkanisch en ontstaat doordat cycloonwinden in het binnenste van de kolengestookte ovens de onbrandbare silicaatdeeltjes uit de steenkool tegen de hittebestendige wand slingeren. Hier groeien de korrels door versmelting aaneen. De lava-achtige structuur ontstaat door de insluiting van lucht. De versmolten delen breken op weg naar de bodem van de oven af en krijgen daardoor hun grillige vorm. Na de opvang in een waterbad wordt het materiaal direct afgevoerd om uit te lekken. Keurntjes: “De vorming van ketelzand vindt plaats op soortgelijke wijze, maar omdat de ovens in België op een iets andere wijze werken, is ook het restproduct afwijkend”. De haakweerstand van korrelzand is volgens Keurntjes groot. De oorzaak hiervan is de taaiheid van het silicaat en dat komt de duurzaamheid van het product ten goede. Daarbij is het materiaal door zijn poreusheid waterdoorlatend wat in gebieden met een slappe bodem van belang kan zijn. Keurntjes: “Het is bovendien in de zwaarste klasse toegelaten en mag tot zelfs 10 meter dik worden toegepast.” Keurntjes verwijst dan ook naar de prijsstelling van het materiaal dat in vergelijking met alternatieven een voordeel van 50 procent kan opleveren. “Dat is niet vreemd als je bedenkt dat de winplaats van Bims duizenden zeemijlen verderop ligt, terwijl korrelzand praktisch voor de deur ligt.” In België wordt Korrelzand ook veelvuldig toegepast als toeslagstof voor beton. In Nederland is de industrie nog niet zover maar in de GWW gebruiken aannemers het nieuwe materiaal wel al regelmatig, zoals bij de bouw van een waterzuiveringsinstallatie in Mijdrecht waar Ballast Nedam 6000 ton Korrelzand verwerkt.
In 2021 heet een restproduct niet meer een restproduct, maar een bijproduct. Korrelzand is een vliegas, omdat het van de wand wordt geschrapt van de verbrandingsoven van afval, terwijl een bodemas een bijproduct die van de onderkant van de verbrandingsoven wordt geschrapt. Staalslakken als ophoogmateriaal is een bijproduct van het verwerken van ijzererts tot een hoogwaardige staalsoort. Bij het verwerken van ijzererts wordt kalk toegevoegd, die in de staalslakken gaan zitten. Bij de verwerking van de staalslakken verdient dit de nodige zorg. Niet uitgebluste kalk vermengd met water leidt tot volumevergroting. Ook zware metalen in de slakken kunnen worden uitgeloogd door water.
Bims is vulkanisch puimsteengruis. Puimsteen kan men beschouwen als het "schuim" van de uitstromende lava. Dit zeer lichte en poreuze gesteente wordt ook wel bimssteen genoemd. Tufsteen is een vulkanisch afzettingsgesteente, ontstaan uit neervallende steenstukken en stof na een vulkanische uitbarsting. De vaak nog gloeiende stukken kunnen in het centrum van de uitbarsting tot een vrij dichte steen aaneenkitten. Deze steen, kerntufsteen, wordt toegepast als bouwtufsteen. De buiten het centrum neergevallen steen en stof is lichter en poreuzer van structuur dan de kerntufsteen. Deze randtufsteen wordt verwerkt tot tras. Men noemt de steen daarom ook wel trastufsteen.

Holland Colours

Het kleurenassortiment van Holland Colours bestaat uit meer dan het aloude rood-wit-blauw. De internationale onderneming maakt een breed scala aan “kleurconcentraten” voor kunststoffen, zoals buizen in de bouw, plastic flesjes en siliconenkit.
De gepatenteerde concentraten zien eruit als kleine korreltjes, die uit poederpigment gemaakt worden. Bij dit productieproces haalt Holland Colours de “maximale kleurkracht” uit het poeder, vertelt financieel directeur Gert Jan Luiten van Holland Colours. Hij vergelijkt het concept met pannenkoekenmix maken. “Als je meel in het beslag doet, moet je goed roeren en kloppen om te voorkomen dat het klontert. Gooi je er suiker in, dan mengt dat zonder problemen. Wij maken concentraat dat zich gedraagt als suiker.”
De fabrikant kan de “korreltjes” van Holland Colours daardoor tijdens het productieproces toevoegen en doseren. Dat was ook de 12 oprichters, allemaal ex-werknemers van chemieconcern BASF, in 1979 voor ogen hadden. Ze werken bij de kleine maar goed draaiende verftak, die bij een reorganisatie werd opgedoekt.
Ze zochten een vervanging voor kleuren met pure pigmenten. Die stuiven, klonteren en moeten gemengd worden voordat de productie kan beginnen. Holland Colours, dat in 1989 naar de Amsterdamse beurs ging, heeft het de afgelopen jaren niet makkelijk gehad. Het internationale bedrijf heeft veel last van de dalende dollarkoers. Ook de grondstofprijzen voor pigment zijn fors gestegen.
Een van de eerste geïnteresseerden in het concept van Holland Colours was een fabrikant van buizen in de bouw. Daar bleek het uitermate geschikt voor en tegenwoordig is de onderneming wereldwijd marktleider op dit gebied, aldus Luiten. Daarnaast richt de kleurproducent zich ook op siliconenproducten en plastic verpakkingen. Zo zijn de flesjes van frisdrank, bier en ketchup met concentraat van Holland Colours gekleurd. Allemaal klantspecifieke kleuren. “Want het groen van Sprite is heel anders dan het groen van 7-Up.”, verzekert financieel directeur Luiten.

Recepten

Honig: Mix voor Aardappel Roerbak Idee (Grieks)
450 gram koelverse aardappeltjes
300 gram kipfilet of 300 gram reepjes varkensvlees
1 courgette of 1 aubergine
3 lente uitjes
1 rode paprika

Knorr: Mix voor Provencaalse Kipschotel
700 gram voorgekookte krieltjes
300 gram sperziebonen uit de diepvries
250 gram cherry tomaten
250 gram champignons (1 bakje)

Snoep

Jodenvet is een keihard blokje snoep met druivensuiker dat jarenlang door aardappelmeelfabrikant Avebe in Veendam van restproducten werd gemaakt. In het noorden spreekt men van borsthoning, elders van jode(n)vet, of massee dan wel masse.
Het product is sinds kort weer terug van weggeweest. Een aantal mensen heeft echter bezwaar gemaakt tegen de naam jodenvet omdat dit aan het uitbraden van de joden, maar net als negerzoenen bestaat het begrip al heel lang.
Deze naamdiscussie is de eigenaresse van het Oudhollandsch snoepwinkeltje in de 2e Egelantierdwarsstraat 2 (http://www.snoepwinkeltje.com/) in Amsterdam kennelijk ontgaan, want zij maakt juist reclame voor jodenvet. En ook via http://www.eucalypta.com/ kun je het kopen. Het is bruin van kleur, maar volgens mij was het vroeger witter.
http://www.snoepzaak.nl/ of http://www.snoepwinkel.nl/ = snoepwinkel De Heerlijckheid in Oirschot.

Kerken in Noord-Holland


Nederlands Hervormde kerk in De Rijp
De Nederlands Hervormde kerk in De Rijp is beroemd vanwege de drieëntwintig gebrandschilderde ramen, die prachtig gefilterd licht doorlaten. In 1654 verwoestte een grote brand in De Rijp 430 woningen, 160 pakhuizen, twee molens en de kerk.
Een jaar later was de kerk alweer klaar voor gebruik en in 1980 is hij volledig gerestaureerd.
De ramen hebben religieuze afbeeldingen, waarvan sommige gericht zijn op de “wrake Gods”. Want de dominees predikten dat de grote brand Gods wraak was omdat de inwoners van De Rijp door de welvaart te trots en te lichtzinnig waren geworden.
Een raam in de noordelijke kerkmuur toont de geschiedenis van Mozes en de dochters van de priester Jethro. (Exodus 2: 16-22). De oudste dochter is gekleed in de kleuren blauw, goud en rood van het vroegere wapen van De Rijp. De ingang heeft een eikenhouten portiek, de houten herenbanken zijn versierd met houtsnijwerk. In de kerk zijn het hele jaar door klassieke concerten met jonge getalenteerde musici uit de hele wereld.
Informatie: 06-21886456 en http://www.cartouchederijp.nl/

Hervormde Grote Kerk in Oosthuizen
De Hervormde Grote Kerk in Oosthuizen stamt vermoedelijk uit 1518. De gotische kruiskerk ligt aan de Beemster Ringvaart, het mooie kruisingstorentje met opengewerkte peerspits bepaalt het silhouet van Oosthuizen. Het pronkstuk van de kerk is de houten kerkorgel, dat – voor zover bekend – het oudste bespeelbare orgel van West-Europa is. Er zijn geen exacte gegevens bekend: het binnenpijpwerk stamt mogelijk uit 1414, de ombouw van het orgel werd vermoedelijk gemaakt bij het voltooien van de kerk. De fraaie kansel dateert uit 1664.
De Grote Kerk herbergt meer verrassingen: in de rechtervleugel staat het achttiende-eeuwse praalgraaf van regent Francois van Bredehoff (1643-1721). Oosthuizen was vanaf 1932 een “heerlijkheid” met een eigen rechtspraak en bestuur.
Francois van Bredehoff was een machtig man: hij was heer van Oosthuizen, burgemeester van Hoorn en bewindvoerder van de Hoornse afdeling van de VOC. Het barokke grafmonument is uitgevoerd in zwart, wit en grijs marmer. Op het deksel van de sarcofaag poseert godin Minerva, in het haar hand houdt ze een medaillon met het portret van de regent. Naast het praalgraaf staan houten herenbanken, destijds bedoeld voor de regentenfamilie Van Bredehoff. In de kerk zijn – behalve kerkdiensten- vaak tentoonstellingen en concerten.
Informatie: 0299-401001

Shared Space (Hans Monderman)

Het verkeer heeft behoefte aan minder regels. Weg met de borden, is de boodschap van verkeersdeskundige Hans Monderman. “Ik kijk door ogen van mensen, niet door ogen van automobilisten”.
Bomen bij een kruispunt? Snel weghalen, zullen veel mensen zeggen, want automobilisten zien niks en dat is levensgevaarlijk. Volgens de Mondermantheorie ligt dat anders. “Plant er een paar bomen bij en bestuurders gaan weer opletten. Autorijders zoeven een kruispunt zonder bomen over zonder goed te kijken.”
Hans Monderman uit het Friese Ureterp is verkeerscongressen een vreemde eend in de bijt.
Doordat hij mensen en vooral sociale contacten in de openbare ruimte centraal stelt, en dus niet de automobilist, komt hij tot revolutionaire verkeersopvattingen.
Weg met verkeersborden en regeltjes, luidt zijn stelling. Want het voorschrijven van verkeersgedrag betekent altijd vermindering van het sociaal gedrag. “Voorrang van rechts voor een fietser vind ik een prima basisregel. Maar wat doe je als een automobilist als er in de stromende regen een omaatje van links komt?”
De verkeersdeskundige is hoofd van het expertteam Shared Space, een Europees project voor inrichting van de openbare ruimte.
Monderman won onlangs een belangrijke Amerikaanse prijs met het project, dat tot doel heeft sociaal gedrag van weggebruikers in de openbare ruimte te bevorderen. In Friesland is dat “andere denken” al bij 107 projecten toegepast. Met succes. Al houdt de nuchtere Fries er niet van om de “evangelist” uit te hangen.
Dat “andere denken” is gebaseerd op vroeger, toen een fijnmazig netwerk van paden en wegen het landschap kenmerkte. Door de schaalvergroting in de landbouw en de opmars van de auto verdween dat netwerk, want weggetjes voldeden niet langer. Dat zette Monderman aan het denken. De belangrijkste functie van het netwerk van wegen is in zijn ogen niet verplaatsen, zoals vroeger op paden gebeurde. “Daar ligt het probleem. Waar ontmoet men elkaar nog? Op drie tegeltjes langs de kant van de weg terwijl de auto’s voorbij razen.”
De langzame wereld van de mensen moet zich vermengen met de snelle wereld van auto’s, zegt Monderman. Dat hoeft niet met borden, regeltjes, drempels en sluizen.

Dorp
“Als je wilt dat mensen in een dorp zich gedragen als in een dorp, dan moet je wegen maken die in een dorp passen. Er iets erfachtigs van maken.” Dat kan door de wegen smaller te maken en door bijvoorbeeld gebruik te maken van gekleurde straatstenen, groene stroken en bomen. Die gedachte krijgt meer en meer vorm in dorpen. Gemeenten leggen vaker dan voorheen kleine rotondes en groenstroken aan.
De verkeersdeskundige gelooft dat zijn ideeën de verkeersveiligheid in de kernen, zeg maar de dertig-kilometergebieden, verbeteren. Op wegen waar de bestuurder sneller dan honderd kilometer per uur mag, gebeuren ook weinig ongevallen. Wat opvalt is dat veruit de meeste ongevallen op tussenliggende wegen gebeuren. Nog opvallender is dat die ongevallen gebeuren in gebieden waar weinig auto- en snelwegen liggen.
Monderman gaat er op basis van studies van uit dat bestuurders in de ideale situatie vanuit huis binnen maximaal een kwartier op een weg moeten zitten waar je honderd mag. Binnen maximaal een halfuur moeten ze op een snelweg zitten. “Als er onvoldoende snelle wegen zijn, gaan mensen toch harder rijden, maar dan op wegen waarop het niet kan. Daar kun je veel politiewagens op afsturen, maar zorg eerst eens dat het netwerk van wegen deugt.”

IJshockeyploegen van Canada en USA zijn te oud

De overdreven hang naar routine brak de ploeg duidelijk op in Turijn. Net als bij Canada heeft de USA de meeste “oudjes” een positie achterin gekregen. In de NHL levert dat niet zoveel problemen op. Daar zijn de ijsbanen kleiner en houden verdedigers zich makkelijker staande. Op de grotere Europese banen worden andere – dan fysieke – kwaliteiten aangesproken: snelheid, wendbaarheid en het vermogen om met een strakke pas de aanvallers te lanceren. Naar dat laatste aspect is Canada het Olympisch Toernooi in Turijn het hele toernooi op zoek geweest. Veel te vaak haalden de Canadezen het aloude “dump and chase” uit de kast. Oftewel gooi die puck bij de tegenstander in het vak en laat de aanvallers er maar achteraan jagen. De tactiek werkte niet. Maar liefst drie wedstrijden kwam Canada niet eens tot scoren. Ongekend voor een land dat hier de olympische titel kwam verdedigen.

Nederland: het geheim van Olst

In 1953 werd in het grootste geheim besloten om in het oosten van Nederland een geallieerde verdedigingslinie aan te leggen, tegen de Russen. Langs die werken ligt nu een wandelroute.

Het had op 14 oktober 1962 een beetje geregend. Maar voor de rest was het al wekenlang droog geweest in Nederland. Zo ook in Duitsland en Zwitserland. Des te verwonderlijker was het dat op de 21ste van die maand plotseling het water in de uiterwaarden van de Yssel tussen Deventer en Zwolle begon te stijgen. Rioleringen in Deventer stroomden over en boeren in het buitengebied rond Olst en Wijhe klaagden er over dat ze met hun trekkers wegzakten in de modder.
In de lokale krant liet de burgemeester van Deventer weten dat de problemen in zijn stad veroorzaakt waren door een breuk in de hoofdwaterleiding. Ook elders in de Ysselvallei probeerden burgers gerust te stellen. Er was sprake van natuurlijk kwelwater, verplaatsing van grondwaterstromen of weigerende drainagesystemen. Allerlei verklaringen werden gegeven. De boodschap was overal: de problemen zijn van tijdelijke aard. En inderdaad, rond 15 november was de situatie vrijwel overal al weer normaal.
Nergens is in die periode een verband gelegd tussen de merkwaardige verschijnselen en de waterwerken die er in de jaren daarvoor overal langs de Yssel waren uitgevoerd. En de enkelen die dat wel deden, zoals twee journalisten van de Deventer courant, werden op discrete, maar dringende wijze verzocht er het zwijgen toe te doen.
De natte voeten die sommige bewoners van de Ysselvallei in oktober 1962 plotseling hadden opgelopen, waren namelijk het directe gevolg van de eerste fase van een geheime militaire operatie. Deze operatie met de codenaam Bazuin behelsde de inwerkingstelling van de Yssellinie.
In 1953 was in het grootse geheim besloten om, vanwege de toenemende spanning tussen oost en west, in het oosten van Nederland een laatste geallieerde verdedigingslinie aan te leggen. Deze linie zou bestaan uit een ingenieus systeem van dijken, sluizen en afdammingen, waardoor in geval van oorlog de hele oostelijke oever van de Yssel onder water gezet kon worden. Van Ysselmuiden bij Kampen tot de Ooijpolder bij Nijmegen (een afstand van meer dan 120 kilometer), kon binnen tien dagen een ondoordringbare, gemiddeld zestig centimeter diepe watervlakte worden gecreëerd. Dit water, dat te diep was om doorheen te waden en niet diep genoeg om te bevaren, moest de Russische opmars in de richting van de Noordzeekust ten minste met twee weken kunnen vertragen. In die tijd konden de geallieerden via de West-Europese havens hun versterkingen aanvoeren.
“Als je er nu op terugkijkt, is het ongelofelijk dat dit gigantische project al die jaren geheim is gebleven.” Willem Timmerman is de voorzitter van de Stichting Yssellinie, een club die zich inzet om de laatste restanten van dit enorme project voor de toekomst te bewaren. Om een idee te geven van de omvang van de waterbouwkundige werken: “Twee gigantische drijvende stuwen, die in Waal en de Rijn, moesten worden afgezonken waardoor al het water uit Duitsland de Yssel in werd gedwongen. Extra waterkeringen om eventueel teveel aan water te kunnen keren. Versteviging van alle Rijn- en Waaldijken in het voorland, aanpassingen van waterwerken langs de Yssel, een extra mobiele stuw bij Olst. Vier inlaatwerken in de Ysseldijk waarmee het waterpeil geregeld kon worden. Extra sluizen bij de monding van de rivier waarmee het noordelijk deel van het vallei met Ysselmeerwater kon worden geïnundeerd. En dan heb ik nog niet eens over de talloze verdedigingswerken.
Omdat na de Cubacrisis de militaire situatie in Europa drastisch veranderde – de West Europese verdediging schoof steeds verder naar het oosten – nam het strategische nut van de Yssellinie sterk af en in 1968 werd alweer een begin gemaakt met de afbraak ervan.
“Die afbraak ging eigenlijk net zo geruisloos als de opbouw,” zegt Timmerman. “Als militaire objecten in de uiterwaarden bijvoorbeeld compleet verdwenen. Van de havens waar de stuwen werden opgeslagen is ook niets meer over. Eigenlijk is alleen in de omgeving van Olst nog veel bewaard gebleven. Deels omdat men het daar gemakkelijker vond installaties gewoon met een laag klei of zand af te dekken en deels door toeval.
Eind jaren tachtig begonnen sommige bewoners in de omgeving van Olst zich te interesseren voor die paar op dat moment nog zichtbare bunkers en ook werd toen voor het eerst serieus historisch onderzoek gedaan, omdat toen de geheimhoudingsplicht verviel.
Dankzij het werk van de midden jaren negentig opgerichte Stichting Yssellinie zijn intussen een behoorlijk aantal militaire en waterbouwkundige werken in de omgeving van Olst en Wijhe aan een nieuwe geschiedenis begonnen. Zo beheert de stichting op het landgoed de Haere de voormalige commandobunker en het oude hospitaal. Deze zijn zoveel mogelijk in originele staat teruggebracht. Dat zelfde geldt voor kazematten en bunkers die rondom de belangrijke stelling van Olst lagen. Al deze objecten zijn nu ook op gezette tijden te bezichtigen voor het publiek.
Onlangs is ook de restauratie van het imposante inlaatwerk in de Ysseldijk afgerond. Bij dit waterbouwkundige werk begint een fraaie wandeling. Die voert langs de commandobunker, het veldhospitaal, twee voormalige kazematten en verscheidene mitrailleurstellingen. Wie dan nog niet genoeg heeft, kan naar de Ysseldijk waar nog een ingemetselde tankkoepel staat.
Bij alle verdedigingswerken die nog te zien zijn heeft de Stichting duidelijke infopanelen laten zetten waarop de bezoeker iets wordt uitgelegd over het object. Ook worden op aanvraag rondleidingen gegeven. Voor een complete rondgang langs de overblijfselen van de Yssellinie rondom Olst is zo’n drie uur nodig. Wie echt alles wil zien, kan ook nog met de pont naar de andere kant voor de commandobunker van de Luchtafweer (LAACC). Dit opvallende betonnen gebouwtje staat recht tegenover het inlaatwerk aan de andere oever.
In de toekomst hoopt de Stichting Yssellinie nog meer bunkers, die nu nog onder het zand liggen, schoon te maken en te restaureren. De eerste stap daarvoor is onlangs gezet. Er zijn bij een “kijkoperatie” vier nieuwe bunkers gelokaliseerd in het talud van de winterdijk. Er is al een plan opgesteld om die vrij te maken en te restaureren.
Alleen de financiering is nog niet rond. Maar dat komt volgens Timmerman wel voor elkaar. “Want ik merk op alle niveaus een enorme belangstelling voor dit geheel bijzondere stukje van onze jongste geschiedenis”.

Elke eerste zaterdag van de maand zijn alle objecten op het landgoed de Haere open voor het publiek van 13-16 uur. Op zaterdag 7 oktober zijn er ook rondleidingen. Zaterdag 21 is er een grote, begeleide wandel- en fietstocht langs alle bunkers.
Info: http://www.yssellinie.info/

Erik de Zwart

Zo investeert hij in een bedrijf dat radiozenders beschikbaar maakt op mobiele telefoons. “Ik ben en blijf een radiomannetje. Ik zie het gebeuren dat de mobiele telefoon de autoradio vervangt. Je kunt de telefoon nu als mp3-speler gebruiken en er radiostations mee ontvangen. Als je hem op de boxen in de auto aansluit, ben je klaar.

Van analoog naar mobiele telefoon

Erkende open standaarden door het W3c voor de mobiele telefoon zijn XHTML, SMIL, SVG Tiny en MPEG-4. Ook Nokia en Sony Erisson ondersteunen deze standaarden.
SVG Tiny is de de facto standaard voor interactieve sites voor mobiele telefoons.

One API for all
Nog niet zo lang geleden konden mobiele apparaten slechts van een paar netwerk-verbindingen gebruiken. Inmiddels bestaat er naast GSM een hele waaier aan mogelijkheden, zoals UMTS/GPRS, Bluetooth, Wifi, WIMAX en ga zo maar door. Ontwerpers van mobiele applicaties hebben het navenant druk, omdat ze voor elke verbinding ofwel communicatie-technologie met een aparte API (Application Programming Interface) te maken krijgen. Elke API bevat informatie die de ontwerper nodig heeft bij het bouwen van een applicatie die gebruikmaakt van deze verschillende netwerken. Het probleem is dat deze API’s meer informatie bevatten dan nodig is en dat een overzicht ontbreekt. Om daar verandering is er een tool Cosphere NAL ontwikkeld. Die brengt alle API’s onder in een API en dat geeft in een overzicht de karakteristieken weer van alle verbindingen. Daardoor kunnen ontwerpers veel gemakkelijker omgaan met de dynamiek van netwerken en verzanden ze niet in complexiteit ervan. De researchtool is “open source” beschikbaar op http://cosphere.telin.nl/nal/.