Bewegingswerken: vervangen of laten zitten?
Jacques Montijn, Consultant Beweegbare Installaties, Movares Nederland BV, en Anton van ’t Klooster, Senior Adviseur Beweegbare Installaties, Movares Nederland BV
Een beheerder van beweegbare bruggen
is te vergelijken met een fabriekseigenaar met een groot machinepark. Het
verschil is echter dat de machines een functie vervullen in de openbare ruimte
en een relatief lange levensduur hebben. De beheerder moet daarom weten of de
bruggen veilig en betrouwbaar kunnen functioneren en dat ook in de toekomst
blijven doen. De wetgeving geeft aan dat het in veel gevallen een verplichting
is de constructieve veiligheid aan te tonen. Toetsen aan de huidige normen als
de VOBB-2001/NEN 6786 leidt al gauw tot de conclusie dat gehele
aandrijvingen moeten worden vervangen, met hoge kosten voor de overheid
als gevolg. Als de staat van onderhoud van de aandrijvingen goed is, is dat
niet goed met elkaar te rijmen.
Als de eigenaar van de beweegbare brug de kosten voor vervanging wil verantwoorden, zal hij helderheid moeten krijgen wat betreft deze schijnbare tegenstelling tussen theorie en werkelijkheid. Het is mogelijk om tegen relatief lage kosten (ten opzichte van de investeringen) aan te tonen dat bestaande aandrijfwerken aan de huidige normen kunnen voldoen, ook al zijn deze van vóór invoering van de NEN 6786. De oplossing bestaat uit het beter in rekening brengen van de werkelijkheid qua belastingen en capaciteit, het eventueel aanpassen van gebruiksvoorwaarden en beschikbaarheid, en geringe ontwerpaanpassingen. Het gehele pakket, dat maatwerk is per brug, kan een positief resultaat opleveren voor het behoud van aandrijvingen of componenten daarvan.
Om deze werkwijze toe te passen is een grondige kennis vereist van de normen en vooral van de achtergronden van deze normen als het gaat om afwijkingen en interpretatie van eisen. Na uitvoering van een dergelijke herberekening weet de eigenaar van de brug echter wel welke onderdelen definitief vervangen moeten worden om in overeenstemming te zijn met de wettelijke eisen. Het blijkt dat in veel gevallen dit niet altijd hoeft te leiden tot (vervroegd) afschrijven van de aandrijving van de brug.
Als de eigenaar van de beweegbare brug de kosten voor vervanging wil verantwoorden, zal hij helderheid moeten krijgen wat betreft deze schijnbare tegenstelling tussen theorie en werkelijkheid. Het is mogelijk om tegen relatief lage kosten (ten opzichte van de investeringen) aan te tonen dat bestaande aandrijfwerken aan de huidige normen kunnen voldoen, ook al zijn deze van vóór invoering van de NEN 6786. De oplossing bestaat uit het beter in rekening brengen van de werkelijkheid qua belastingen en capaciteit, het eventueel aanpassen van gebruiksvoorwaarden en beschikbaarheid, en geringe ontwerpaanpassingen. Het gehele pakket, dat maatwerk is per brug, kan een positief resultaat opleveren voor het behoud van aandrijvingen of componenten daarvan.
Om deze werkwijze toe te passen is een grondige kennis vereist van de normen en vooral van de achtergronden van deze normen als het gaat om afwijkingen en interpretatie van eisen. Na uitvoering van een dergelijke herberekening weet de eigenaar van de brug echter wel welke onderdelen definitief vervangen moeten worden om in overeenstemming te zijn met de wettelijke eisen. Het blijkt dat in veel gevallen dit niet altijd hoeft te leiden tot (vervroegd) afschrijven van de aandrijving van de brug.