woensdag 8 september 2010

Skeleton

Slee-vensgevaarlijk. Skeleton is één van de minst bekende olympische sporten. Het is vergelijkbaar met ons sleetje rijden, maar dan op je buik, met je hoofd naar voren, en over een bobsleebaan. Remmen en stuur zijn er niet. Dat vergt moed! het Engelse woord "skeleton" betekent "skelet"; dit verwijst naar het geraamte van stalen buizen waaruit de slee is opgebouwd. Bij de mannen zouden we ons geld zetten op de Let Martins Dukurs, met als nummers 2 en 3 een paar Duitsers. De Canadese Melissa Hollingsworth leidt bij de vrouwen het wereldbekerklassement, op de voet gevolgd door Duitse en Britse skeletonsters.

De Olympische skeletoncompetitie bestaat uit een mannen- en vrouwenwedstrijd. Elke wedstrijd bestaat uit twee runs. De sleeër met de afdaler met de snelste totaaltijd is de winnaar. Tijdens de race liggen de sleeërs op hun buik op, met het hoofd naar voren en de armen langs het lichaam. Sturen gebeurt bij skeleton door middel van lichaamsbewegingen van de sleeër.

De slee is gemaakt van staal of fiberglas en heeft twee glij-ijzers.
Bij de start mogen de deelnemers hun slee duwen om vaart te maken. Dit mag zelfs ook gedurende de race, maar bij de finish moet de sleeër op de slee liggen. Zo niet, dan telt de run niet mee.

Schoenen met 7 mm lange spikes voor een goede houvast op het ijs.

Rodelen

Op je rug de berg af. Aan de allereerste rodelwedstrijd in 1883 deed een Nederlander mee: in Vancouver is Nederland helaas niet van de partij. Rodelen doe je op een slee, op je rug, met je voeten naar voren. Een wedstrijd bestaat uit vier runs (afdalingen) waarvan de tijden opgeteld worden. In de wereldbeker maakt de Italiaan Armin "De kannibaal" Zöggeler veel indruk. Hij won al tweemaal olympisch goud. Bij de mannen staat nog de dubbel op het programma. Dat ziet er nogal potsierlijk uit, maar het gaat erg snel. Bij de mannen en vrouwen zijn vooral de Duitsers favoriet.

dinsdag 7 september 2010

Biatlon

Opschieten. De sport biatlon is uitgevonden als oefening voor Noorse soldaten. Inmiddels heeft de sport een vaste plaats gekregen in het olympische programma. Het is een combinatie van langlaufen en schieten. De vijf schijfjes op de schietbaan bevinden zich op vijftig meter van de schutter. Bij het liggend schieten is de diameter 45 millimeter en bij het staand schieten 115 millimeter. Elke schijf die niet geraakt wordt, levert een tijdstraf op of een strafronde van 150 meter langlaufen. Duitsers, Russen en Noren zijn goed in deze sport.

Freestyleskiën (Moguls en Aerials)

Liever de lucht in. Freestyleskiën werd pas in 1992 toegevoegd aan het officiële programma. Daarvoor was dit spectaculaire onderdeel een demonstratiesport. De Winterspelen kennen twee disciplines: moguls en aerials, die zowel door mannen als door vrouwen worden uitgevoerd.

Moguls
Bij de moguls skiet de deelnemer over een helling vol hobbels, de buckel- of pukkelpiste. De afstand moet zo snel mogelijk worden afgelegd. Onderweg bevinden zich twee schansjes, waarop de deelnemer acrobatische sprongen moet laten zien. Die worden door een jury beoordeeld. De eindtijd en de sprongen zorgen samen voor een score.
Mogulskiërs maken een afdaling langs een steile, 250 meter lange baan bedekt met bulten (moguls) en moeten sprongen en manoeuvres in de lucht uitvoeren. Skiërs maken twee sprongen vanaf vastgestelde punten die gelijk over de route zijn verdeeld. In elke sprong worden twee of drie technieken gecombineerd. Een jury beoordeelt de sprongen en ook de tijd die de skiër op de klok zet is bepalend voor zijn klassering.

Arials
Bij de aerials gaat het puur om sprongen: het is een soort schoonspringen op lange latten.

Kunstrijden

Voetjes van de ijsvloer. De kaartjes voor deze sport zijn altijd het eerst uitverkocht. U hebt het vast weleens gezien: fraai geklede mannen, vrouwen en koppels laten een jury zien wat ze kunnen op de ijsvloer. De wedstrijden bestaan uit een korte kür van 2 minuten en 40 seconden met vastgestelde sprongen, pirouetten en passencombinaties, en een vrije kür van vier minuten. Vooral de sprongen zijn voor een niet-deskundige kijker spectaculair. Bij het ijsdansen ontbreken de sprongen, omdat het hierbij vooral gaat de artistieke invulling van een traditioneel uitgevoerde dans.

Langlaufen

Lang en kort langlaufen. Langlaufen (dat ook wel crosscountryskiën wordt genoemd) kun jij op twee manieren doen. Bij de klassieke stijl blijven de ski's parallel naast elkaar in de van tevoren gefreesde loipe. Alleen bij een steile klim of bij inhalen mogen de lange, smalle ski's in de V-vorm gehouden worden. Deze "schaatstechniek", die meer snelheid oplevert, wordt bij de vrije stijl continu toegepast. De sport kent verschillende afstanden, van de 50 kilometer (mannen) tot de 1,5 kilometer sprint. Dit laatste is dus heel kort langlaufen. Een relatief nieuw onderdeel is de achtervolging, waarbij eerst in de klassieke en vervolgens in de vrije stijl wordt gestart. Tussendoor wordt er snel van stokken en ski's gewisseld.

Langlaufen is de oudste vorm van skiën. Deelnemers skiën een gevarieerd parcours over afstanden tot 50 km voor mannen en 30 km voor vrouwen.

Klassieke techniek
Schaatsen is niet toegestaan. Daarna worden de ski's parallel gehouden. Op sterk oplopend terrein wordt de visgraat-techniek toegepast.

Freestyle
Er wordt "geschaatst" over het gehele parcours, ook als dat zeer steil omhoog gaat. Voor vlakke, licht stijgende stukken en steile klimmen zijn verschillende "schaats"-technieken.

Noordse combinatie

Noordse combinatie: schanslaufen. Wat bij de Zomerspelen de tienkamp is, is bij de Winterspelen de Noordse combinatie. Deze bestaat uit de onderdelen schansspringen en langlaufen. Het schansspringen wordt eerst afgewerkt. De winnaar krijgt een voorsprong bij het langlaufen. Wie het eerst over de finish komt, wint. De Noordse combinatie is één van de oudste nummers op de Winterspelen; in 1924 stond deze sport al op het programma. De moeilijkheidsgraad moet niet onderschat worden. Kenji Ogiwara, een oud-topper in deze discipline, vergeleek het met "Carl Lewis die uitkomt op zowel de 100 meter als de marathon".