Gemeenschappelijke huishouding
Artikel 6
1. Partijen verlenen elkaar over en weer volmacht tot het verrichten van rechtshandelingen ten behoeve van de gewone gang van de huishouding. Zij verplichten zich over en weer van de volmacht zodanig gebruik te maken dat de rechtshandelingen kunnen worden toegerekend aan beide partijen en ieder van hen hoofdelijk is verbonden.
2. Iedere partij draagt naar evenredigheid van de inkomsten uit arbeid (of uitkeringen die daarvoor in redelijkheid in de plaats treden) bij in de kosten van de huishouding. Indien slechts één der partijen inkomsten heeft, komen de kosten van de gemeenschappelijke huishouding geheel ten laste van die partij.
3. Wat op grond van bovenstaande artikel lid 2 moet worden bijgedragen, wordt gestort op een gemeenschappelijke bankrekening . Uitgaven ten behoeve van de gewone gang van de huishouding worden gedaan ten laste van deze rekening en/of kas. De rekening is mede-eigendom van de partijen en wordt op beider naam gezet. Iedere partij is zelfstandig bevoegd te beschikkeno over het tegoed op de gemeenschappelijke rekening en de gelden uit de gemeenschappelijke kas.
4. Tot de uitgaven ten behoeve van de gewone gang van de huishouding worden onder meer gerekend: onderhoudskosten, onroerend goedbelasting, verzekeringspremies (met uitzondering van premies voor levens- en ongevallenverzekering), kosten van meubilering en stoffering van de gezamenlijk bewoonde woning, kosten ter zake van de aanschaf van huishoudelijke apparaten, telefoonkosten en kosten ter voorziening in het dagelijks levensonderhoud.
5. Partijen voeren gezamenlijk een eenvoudige administratie, waaruit ieders financiële rechten en plichten en het verloop van de gemeenschappelijke rekening en/of kas kunnen worden afgeleid.